‘Het is een beetje op eieren lopen op het moment’, vertelde een leidinggevende een paar jaar geleden. ‘Sinds hun collega weer aan het re-integreren is na alle chemo’s en bestralingen is de stemming in het team omgeslagen. Eigenlijk is een aantal medewerkers boos op hun zieke collega. Dat is toch erg?’
Zieke collega is zielig.
Niet zo gek dat deze leidinggevende dat erg vond. Want als iemand ernstig ziek wordt, denken we al snel ‘gelukkig dat ik het niet ben’ en ‘wat erg voor hem of haar’. En dan stellen we ons voor dat het ons was overkomen, en dan zijn we extra blij dat we deze keer de dans ontsprongen zijn. Iemand die ziek is, wordt vaak zielig gevonden. Zeker als het om een ernstige of levensbedreigende ziekte gaat, voel je medelijden met de zieke collega.
Ziekte is niet jouw schuld.
De grilligheid van het lot is een extra factor. Je kunt er meestal niets aan doen dat je kanker krijgt, een hartaanval of een hersenbloeding, of als gevolg van een ongeluk gecompliceerde breuken of inwendige bloedingen. Allemaal zaken waarbij je lang uit de running bent. Voor collega’s is dat schrikken; wat erg, dat dit is gebeurd. Dat gun je niemand.
Ziekte verbindt collega’s.
En tegelijkertijd komt het besef: wat betekent dit voor het werk? Wie gaat de taken overnemen of moeten we een uitzendkracht zoeken? Hoe lang gaat het allemaal duren? Dat samen zoeken naar een oplossing, verbindt. Je zet samen de schouders eronder; dat doe je voor elkaar, en dat doe je voor je zieke collega. Logisch toch? Je helpt elkaar en zo wordt ook de angst over het verdere verloop met elkaar gedeeld.
Ziekte en dood veranderen je rol.
Net zoals je eerste reactie er een van schrik en van ongeloof is, is de volgende vaak een minder bekende. Doordat je, ongevraagd, in deze situatie zit, verandert je rol. De zieke collega is ziek en gaat misschien wel dood. Dat betekent dat jij tot het gezonde kamp hoort. En misschien wel aanstaande overlevende bent. Die rolwisseling verloopt niet bewust; maar je gedraagt je er vaak wel naar. Je past je gedrag naar de zieke aan; je wilt hem of haar niet met allerlei futiliteiten van het werk belasten. Want de ziekte zelf is al ernstig genoeg; daar hoort geen gedoe over het werk bij. Daar moet iemand zich niet op concentreren.
En voor je het weet, isoleer je op die manier je collega; met de beste bedoelingen natuurlijk, maar wel de realiteit.
Beter is nog niet beter.
En dan kom iemand weer terug op het werk; nog niet hersteld maar weer langzaam in de opbouw naar een terugkeer in het team. Je bent er blij mee en opgelucht: ‘tjonge, dat loopt toch nog goed af’. En je hebt er begrip voor dat het allemaal nog niet zo snel gaat; natuurlijk moet die collega weer wennen aan de drukte van een team. En aan de werkdruk die het werk met zich meebrengt. En vanzelfsprekend is hij nog moe en kost het werk veel energie.
Maar toch..
Re-integratie is ook irritatie.
Het is ook best vervelend dat jij al weken of maanden extra hard werkt omdat je collega dat niet kan. Maar jij bent onderhand ook moe; en de organisatie verwacht maar dat jij klaarstaat en begrip hebt voor die collega. En jijzelf dan? Wie heeft er begrip voor jou?
De zieke collega houdt de boot een beetje af; als je vraagt, hoe het ermee gaat, krijg je geen duidelijk antwoord. Het lijkt wel of je alleen maar goed bent om te werken en op te vangen, maar vooral niets mag vragen.
Irritant!
Die collega snapt toch ook wel dat je alleen maar geïnteresseerd bent en dat je oprecht bezorgd was (en nog steeds bent)? Eigenlijk valt het je knap tegen dat er niet een beetje belangstelling voor jou en jouw situatie is.
Voor je het weet mopperen de gezonde medewerkers op de zieke collega en op de organisatie.
Wat doe je dan?
‘Ik zie hoe de irritatie kan ontstaan’ zei de leidinggevende. ‘De volgend keer dus eerder met het team bespreken wat we van elkaar kunnen verwachten bij terugkeer?’ ‘Ja’ was het antwoord. ‘Dat ook , maar allereerst:
- de collega zelf bij het werk betrokken houden;
- vragen of hij bij terugkeer wel of niet over zijn ziekte wil praten;
- hoe hij benaderd wil worden met betrekking tot zijn ziekte;
- of hem één keer laten vertellen of op papier laten zetten, wat de ziekte met hem gedaan heeft en waar hij tegenaan loopt.
Want de zieke is misschien wel heel blij dat hij op het werk even uit zijn zieke werkelijkheid stapt. Mogelijk dat hij daarom totaal geen behoefte heeft aan allerlei, hoe goed bedoelde, bezorgde vragen. Praat erover met de zieke collega en praat met je team! En roep desnoods deskundige hulp in.
‘’Duidelijk’ vond de leidinggevende.
Ben jij boos op je zieke collega?
Heb jij het wel eens meegemaakt dat je boos was op een zieke collega? Niet zo’n collega die zich wel erg gemakkelijk ziek meldt, maar iemand die echt serieus ernstig ziek is? En wat deed je toen; schaamde je je, of heb je die boosheid ook uitgesproken. En was er een goed gesprek mogelijk of ontstond er alleen maar meer onbegrip? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen.