Dit artikel is geschreven door mevrouw Meta Groot Antink. Zij is gespecialiseerd in de taal van webteksten. Ze coacht ondernemers om hun aanbod zo verleidelijk mogelijk te presenteren op hun website, zodat er meer lezers komen, die vaker klant worden.
Taal is echt wel een ding(etje)
Neem alleen al de titel van dit bericht, de zin die je net las: taal is toch echt wel een ding. Of ik nu ‘ding’ zeg of ‘dingetje’, in beide gevallen zullen er mensen zijn die zich mateloos irriteren aan zo’n gehypte uitdrukking. Anderen vinden het geweldig.
Met taal kun je een boodschap heel veel lading meegeven. Dat merk ik dagelijks, want als tekstschrijver voor websites ben ik dagelijks bezig met taal. Woorden die de aandacht trekken, maar ook zinnen die verleiden, hebberig maken, zorgen dat de bezoeker van een website datgene gaat doen wat hij misschien al half bewust van plan was, maar waarbij mijn woorden het zetje in de rug zijn.
In het bedrijfsleven, binnen een samenwerking of gewoon tussen collega’s is die taal natuurlijk net zo doorspekt van achterliggende bedoelingen.
Het lastige aan taal is echter: het verschuift.
De laatste jaren wordt taal steeds directer. Maar ook steeds korter en steeds grover. Taal wordt opgeblazen.
Ben je van de generatie dat je ‘vrijen’ al niet hardop zei, dan heb je het tijdperk van het ‘neuken’ vast overgeslagen (althans verbaal). En je zou al helemaal nooit zeggen ‘dat je iemand zou doen’, een uitspraak die hetzelfde betekent en die ik kortgeleden zelfs uit de mond van Humberto Tan hoorde komen in zijn Late Night Show.
Binnen een bedrijf heb je meestal collega’s uit al die tijdperken. Je hebt dus niet alleen een generatiekloof, die op zich niet heel zichtbaar hoeft te zijn. Je hebt ook een taalkloof. En dat leidt zomaar tot meer irritatie, meer misverstand, sneller oplopen van conflicten.
Misschien is het goed om daar eens een onderwerp van gesprek van te maken.
Ik zou me ergeren aan een jonge ‘gast’ die toezegt ‘Yo, komt goed ‘bro’. Terwijl het voor hem misschien wel voelt als het ondertekenen van een contract, een belofte. Want normaal gesproken zegt hij ‘ik zal wel ’es kijken’. En daarmee bedoelt hij dat hij die taak gewoon uitvoert. Maar als generatie 40-plus denk je toch al gauw: ‘jaja. Hij zal wel eens kijken. Nou, die gooit na vijf minuten de handdoek in de ring. Dan zal ’ie wel zeggen dat hij het ‘geprobeerd’ heeft. Serieus mán’.
In een gesprek zou je kunnen kijken wat synoniem is aan elkaar.
Jan David zegt ‘ik ben niet helemaal fit’ als hij wil aangeven dat hij vandaag chagrijnig is en niet zo vlot als anders. Het klinkt heel timide, maar voor hetzelfde geld heeft hij al forse verhoging, een dikke keel en gaat hij om vier uur doodziek naar huis. Had je dat als collega zien aankomen? Alleen als je zijn taalgewoonten kent.
En dan hebben we Truus. Truus heeft geregeld ‘Bárstende koppijn’. Dan straalt ze aan alle kanten uit dat ze niks kan hebben. Je denkt dat ze zich elk moment kan ziekmelden, maar niks is minder waar. Truus buffelt gewoon door. Ze wil even aandacht, ze wil even rust en ze rondt al haar taken af in haar normale tempo. Het forse taalgebruik zegt niks.
En toch moet je er iets mee.
Door het te bespreken, wordt ieder teamlid zich bewust van elkaars gewoonten. Je kunt er samen om lachen, al die stopwoordjes en ‘jij zegt altijd….’. Dat versterkt weer de band. En ben je leidinggevende, dan heb je misschien nog wat aan deze drie tips die ik ook toepas in mijn webteksten:
Tip 1:
Vermijd de gebiedende vorm. Niet teveel ‘moetjes’ in je tekst. Pas ook op met vragen, als je alles verandert in ‘kun je?’ komt het net zo belastend over.
Beter alternatief: enthousiasmeer. Roep wat jij gaat doen en plak erachteraan of de ander dan dit of dat gaat doen? En praat in de golvende beweging: zullen we…?
Voelt heel anders.
Tip 2:
Zwak af waar het kan. Juist als je merkt dat er irritatie meespeelt, let op het taalgebruik van iedereen. Een ‘koppijndossier’ komt nooit tot een goed einde. Verzacht het tot ‘hoofdpijn’ en je hebt het gevoel dat je het met een paracetamolletje wel weer onder controle krijgt.
Dat idee.
Tip 3:
Houd het doel voor ogen. Praten over problemen en obstakels mág. Je moet ze tenslotte overwinnen, en soms heb je daar hulp bij nodig dus verzwijgen heeft geen zin. Erken dus de bezwaren, vraag naar de twijfel en stippel dan toch de koers uit naar je einddoel. Benoem dan niet het resultaat ‘het halen van de deadline’, maar ook het gevoel dat je op dat punt zult hebben: ‘Wow, dan hebben wij met ons allen wel een dikke bos bloemen/borrel verdiend!’
Zo werkt het op websites. Elke woord heeft een andere lading. Vaak is een bepaalde zin het ‘net niet’. Dan is het even puzzelen, maar kun je met synoniemen toch hetzelfde zeggen, op een manier die meer past bij de situatie of de mensen die je wilt aanspreken. Dan is je effect groter en de respons vele malen beter. Als het werkt in webtekst, moet het toch ook werken op de werkvloer?
Succes!
Meta Groot Antink
Tekst met Pit
Nawoord Monique Wakelkamp:
Goede tips van Meta! Ik betrap mezelf nog wel op het gebruik van teveel ‘moetjes’; een uitdrukking die voor mij overigens ook voor iets heel anders staat! Zal de generatiekloof, o nee, de taalkloof wel zijn! Herken jij dat ook, dat je collega’s of medewerkers soms iets hoort zeggen waarvan je denkt húh? Wat bedoelt ‘ie? Of, dat kun je toch niet zeggen!